Er zijn relatief weinig dove en wat meer slechthorende leerlingen. Dat betekent dat de instellingen extra hun best moeten doen om de expertise hierover te borgen, zowel binnen het speciaal als binnen het regulier onderwijs.
Dat kan door veel uitwisseling tussen docenten en ambulant begeleiders van dove en slechthorende leerlingen, door de instandhouding van hoogwaardig speciaal onderwijs (ook voor slechthorende en dove leerlingen zonder bijkomende problematiek) en door auditief beperkte leerlingen te clusteren binnen een reguliere school in een “medium setting”. Daar kunnen de leerlingen veel aan elkaar hebben en daar zijn ook gebaarvaardige medewerkers en is extra aandacht voor communicatie, identiteit en Doven-/slechthorendencultuur.
Op sommige plaatsen zijn medium settings van start gegaan. Maar in de praktijk zijn ze lastig te realiseren voor auditief beperkte leerlingen, die immers heel verspreid wonen. Daarnaast zijn scholen niet altijd meteen enthousiast en doen gemeenten soms (onterecht) moeilijk over leerlingenvervoer.