Er zijn kinderen die naast hun slechthorendheid of doofheid nog een andere handicap hebben. De verschillende handicaps werken dan op elkaar in. Als een kind een of meer handicaps naast het gehoorverlies heeft, noemen we het MG-doof (ook als het kind niet volledig doof is): meervoudig gehandicapt doof/slechthorend. In het boekje 'Oog voor het andere dove kind' is dit duidelijk verwoord:
‘Een doof kind dat nóg een handicap heeft, wordt meervoudig gehandicapt genoemd. Maar wat betekent dat eigenlijk? Je kunt die vraag vrij simpel beantwoorden: als een kind meervoudig gehandicapt is heeft hij verschillende handicaps, die ieder op zich zijn ontwikkeling beïnvloeden en die ook elkaar beïnvloeden. De handicaps kunnen dus niet los van elkaar worden gezien. Hier gaat het gezegde op dat het geheel meer is dan de som der delen: het is geen kwestie van 1 + 1 = 2. De combinatie van handicaps heeft als het ware een heel nieuwe handicap tot gevolg, die de ontwikkeling van het kind belemmert. Het is één handicap waar verschillende kanten aan zitten.’ Het aantal decibellen gehoorverlies maakt in feite weinig verschil. Feit is dat de combinatie van de auditieve en de bijkomende beperkingen om een speciale aanpak vraagt.
De extra handicap
De extra handicap kan een verstandelijke handicap zijn of autisme, het kan gaan om leer- of gedragsproblemen, een lichamelijke handicap of om een combinatie van deze handicaps. Ook zijn er kinderen die naast de doofheid of slechthorendheid een visuele handicap hebben: ze zijn blind of slechtziend, soms ook weer in combinatie met andere handicaps. Als er sprake is van een combinatie van een visuele en een auditieve beperking spreken we doorgaans van doofblindheid, als ziet of hoort het kind nog wel wat.
Het kan soms lastig zijn om te onderscheiden van welke handicaps er precies sprake is. Wij vinden de auditieve handicap ‘voorliggend’. Daarmee wordt bedoeld dat deskundigheid over de auditieve beperking als eerste vereist is. Speciale communicatietraining en passende hulphoormiddelen zijn immers een essentiële voorwaarde om verdere behandeling en begeleiding mogelijk te maken.
Grote onderlinge verschillen
Er zijn heel grote verschillen binnen de groep van meervoudig gehandicapte slechthorende en dove kinderen. Aan het ene uiterste zijn er kinderen die zich behoorlijk goed redden; aan het andere uiterste zijn er kinderen die totaal afhankelijk zijn van anderen en nauwelijks kunnen communiceren.